Woordenstroom is een schrijfwedstrijd voor beginnende auteurs. Iedere drie maanden is er een wedstrijd. Ik heb nu 4 maal gewonnen en het is gewoon erg leuk om mee te doen. Het is laagdrempelig en toch heel zichtbaar. Het gaat om verhalen van rond de 3.000 -3.500 woorden
Een lot uit de loterij
Haar mond opende zich als een gapend monster. Tot zijn afschuw zag hij een rij verrotte tanden en drie zwarte gaten waar eens haar gouden kiezen hadden gezeten. Vroeger had ze met haar glinsterende mond zo ontzettend lief gelachen, maar dat was slechts een herinnering. Nu schreeuwde ze tegen hem, meer uit gewoonte dan uit boosheid. Hij verkoos zelfs een van haar ijzige stiltes boven dit, want als ze haar mond zo ver opende, betekende dat doorgaans niet veel goeds.
Vandaag vormde daarop geen uitzondering.
‘Ongelofelijke sukkel, die je d’r bent! Kun je nou nooit wat goed doen? Alles gaat kapot, rotjong, je lijkt je pa wel!’ schreeuwde ze door de keuken heen. Goddank! Ze had het niet tegen hem, maar tegen die scharminkelige zoon van d’r. Het jong was niet van hem, dat wist hij 100% zeker en toch voelde het alsof hij had gefaald, alsof hij de vader was van al die slechte genen en hij daardoor verantwoordelijk was voor alles wat het rooie opdondertje verkeerd deed. Was het maar waar; was hij maar van hem. De dag dat het jong geboren werd, was de pijnlijkste van zijn hele leven geweest. Die felrode haren waren van een andere gulle gever en zeker niet van hem. Op dat pijnlijke moment begreep hij het liefdevolle gebaar van haar baas, die lachend over haar bolle buik had geaaid, maar al te goed. Dat was een goede reden geweest om voorgoed te vertrekken, maar hij kon het niet. Waar moest hij heen?
» meer
Hij keek naar de jongen, die geen centimeter achteruit week toen ze al schreeuwend dichterbij kwam. Moeder en zoon keken elkaar strak aan. Ze zou hem niet slaan. Dat wist iedereen die haar langer kende dan vandaag. Ze blafte veel maar met zo’n gebit haalde bijten niet veel uit. Vervelend was het blaffen wel. Plots draaide ze zich weg van de jongen en liet haar blik op hém rusten. Ze nam hem van top tot teen op en daarna langzaam weer naar boven. Er was niets aan hem dat haar beviel, dat had ze hem net iets te vaak overduidelijk gemaakt; de begeerte en de tederheid waren allang verleden tijd.
Onvoltooid verleden tijd.
Hij probeerde haar blikken te pareren, maar faalde jammerlijk. Hij was geen partij voor haar. Schuifelend hinkte hij van zijn rechter-, naar zijn linkerbeen en probeerde zich onzichtbaar uit de voeten te maken. Ze was hem voor, zoals altijd.
‘Net die moeder van je, die zenuwpees. Zeker weer geen sigaretten in huis? Waarom begin je toch altijd met stoppen, terwijl je weet dat je de ruggengraat er niet voor hebt om het vol te houden?’
Hij antwoordde niet, liet zijn hoofd zakken en draaide zich om. Met zijn autosleutels in zijn hand vertrok hij.
‘Ben even een blokje om,’ mompelde hij en zelfs de jongen wist wat dat betekende. Moeder en zoon schudden meewarig hun magere hoofden en ruimden samen de rotzooi op die de jongen even daarvoor veroorzaakt had. Het geschreeuw was in ieder geval gestopt, althans voor even. Nog voor hij het huis verlaten had, waren moeder en zoon hem waarschijnlijk al vergeten. Hij startte zijn nagelnieuwe bolide en reed met een rotvaart zijn rode speeltje door de straten van de stad. Wat hield hij toch van het constante bromgeluid dat de broodnodige rust in zijn hoofd bracht.
Drie frikadellen en vijf sigaretten later was zijn geld in de gokkast verdwenen. Alles op een muntstukje van twee euro na. Hij staarde ernaar alsof hij voor de eerste keer de koning op de munt zag staan. Wat een lelijke kop hebben ze er weer van gemaakt, dacht hij en liep met vaste tred naar buiten. Hij wist waar hij zijn laatste centen aan ging besteden en niemand kon hem daarvan afbrengen. Met opgeheven hoofd liep hij de sigarenwinkel in. ‘Een kraslot van 2 euro,’ zei hij resoluut.
De man verkocht hem met de grootste desinteresse het lot dat zijn toekomst voor altijd zou veranderen. Hij kraste het open, zonder dat hij echt geloofde dat dit ogenblik het ware geluk zou brengen. Zijn mond viel open van verbazing, zweet brak hem uit. Vijfhonderdduizend euro. Drie maal kraste hij het winnende getal open. Hij kon het bijna niet geloven. Bibberend liep hij naar buiten om het enig juiste te doen: hij stak een sigaret op.
Met gesloten ogen nam hij een lange trek van zijn witte verslaving. Op het moment dat zijn longen zich gevuld hadden met de kalmerende rook zag hij zijn toekomst glashelder voor zich. Hij keek naar de brandende punt en gooide het vieze ding op straat. Nooit meer, dacht hij en deponeerde het halflege pakje in een vuilnisbak. Zonder verder na te denken startte hij zijn rode liefde en reed in recordtempo naar Den Haag om daar zijn prijs te innen. Zo eenvoudig was dat helaas niet, meldde de grauwe ambtenaar van wie de lippen niet leken te bewegen. Pas de volgende dag zou het geld op een speciale rekening staan. Omdat hij geen cent meer te makken had, meldde hij zich even later bij het Leger des Heils, die hem een bord met eten gaf en een warm bed vergezeld van een gebedje.
De volgende dag was hij vroeg uit de veren en reed naar de bank. Hij had zichzelf geen tijd gegund om zich fatsoenlijk te douchen, want hij wilde zijn nieuwe rijkdom zo snel mogelijk in zijn handen voelen. De keurige bankmedewerkster keek hem een beetje vreemd aan, maar toen zij de voor haar bekende papieren van de loterij zag, boog ze als een knipmes. Een half uur later zat hij weer in zijn vertrouwde auto. Nu richting Schiphol. Waar wilde hij naartoe? Hij hoefde niet lang na te denken en na een heerlijk ontbijt met warme truffels, dat hij nuttigde tijdens het uurtje wachten in de business lounge, vloog hij eerste klas naar Las Vegas. Daar checkte hij in bij het ‘Little Venice,’ want hij hield erg van pizza. Die zouden ze daar vast wel serveren.
In het casino bestelde hij voor twintigduizend dollar aan fiches. Een lekker glas champagne prikkelde zijn geest, maar verslechterde zijn concentratie. Twee uur later was het eerste deel van zijn geld op. Samen met de reis, het verblijf en de nieuwe kleren waren de eerste dertig duizend dollar binnen 24 uur naar de maan. Hij verlangde naar pizza en een warm bad. Toen hij de lift instapte, werd de dichtslaande deur opengemaakt door een jonge dame. Ze had het liefste gezicht dat hij ooit had gezien. Haar overvloedige vlees danste om haar botten en deinde een beetje mee toen ze de lift binnenstapte.
In haar linkerooghoek zat een traan waardoor haar make-up over haar fraaie wangen dwarrelde. Haar neus bloedde zelfs. En nu hij beter keek, zag hij dat haar kleding gescheurd was. ‘Everything, okay miss?’ vroeg hij in zijn beste Engels. Ze schudde haar hoofd en huilde zachtjes. Natuurlijk nam hij haar mee naar zijn kamer, bestelde nieuwe kleren voor haar, liet haar gebruik maken van het heerlijke bubbelbad en gaf haar een luisterend oor. Dat laatste viel niet mee want zijn Engels was nogal belabberd. Snappen deed hij haar desondanks prima: ze zou gezellig bij hem blijven. Alleen zij wist precies voor hoelang.
De dagen vlogen om en ze hadden het erg fijn samen. Ze hield van lekker eten en hij genoot van alle aandacht. Zo had hij het thuis ook eens gehad. Hij kon zich nog goed herinneren dat zijn voeten gemasseerd werden als hij thuis kwam en het eten voor hem op tafel stond. Altijd kreeg hij het lekkerste stukje vlees van d’r. Hij kon zich niet meer voor de geest halen waar en waarom dat opgehouden was. Dat rotjong had in ieder geval geen goed gedaan. Maar, ach nee, dat jong kon er niks aan doen, het was best een aardig ventje.
Voor het eerst in dagen kreeg hij een stekend gevoel van heimwee. Juist op dat moment kwam het meisje de slaapkamer binnen in een rood niemendalletje. En ja, dan is de heimwee snel vergeten. Samen gingen ze een uurtje later naar het casino. Zij gokte niet en alle fiches die hij haar gaf, verdwenen steevast in haar mooie bustenhoudertje. Appeltjes voor de dorst, dacht hij verlekkerd en keek naar de deining van haar mollige lijf. Alles beter dan dat uitgemergelde lijf thuis. En ineens besefte hij dat hij gelukkig was. Hij at iedere dag een lekkere pizza en gokte dagelijks, met meer en (steeds vaker) minder succes. Hij was hier nu twee weken en de bodem van zijn zak vol met gouden fortuin was al behoorlijk in zicht. Dat is het rotte van geluk, het duurt nooit een heel leven lang.
Vandaag bleef hij in bed, vertelde hij haar. Hij had geen zin in gokken. Na een lekker ontbijt op bed gaf ze hem een haastige kus, omdat ze moest werken. Zodra ze de deur achter zich dichtdeed, gooide hij de lakens van zich af, schoot zijn broek aan en greep in een indrukwekkend snelle run naar buiten zijn T-shirt samen met zijn sneakers. In de lift naar beneden schoot hij zijn kleren aan. Hij wilde weten waar ze werkte. Vervolgens zou hij een ring halen en ten overstaan van alle serveersters van het troosteloze restaurant, haar ten huwelijk vragen. Nooit wilde ze over haar werk praten omdat het er zo saai was. Vandaag zou hij haar de dag van haar leven bezorgen. Ze zou voor altijd een zorgeloze toekomst hebben. Samen zouden ze gelukkig zijn en zij zou voor altijd zijn voeten masseren. Als ze vanaf nu zuinig waren, zou de rest van het geld nog een paar maanden meegaan. In die tijd kon hij een baan zoeken in het casino. Hij was een uitstekende klusjesman, ze konden hem vast gebruiken.
Hij zag haar in een taxi stappen en dook in een “yellow cab” die net aan kwam rijden. ‘Follow that taxi,’ zei hij en was verbaasd dat de chauffeur geen vraagtekens bij dit verzoek plaatste. Uiterst verveeld deed de man de meter aan en reed geroutineerd achter haar taxi aan. Hij verbaasde zich daarentegen wel. Ze reden alle restaurants en casino’s voorbij, het centrum uit. Na een half uur rijden stopte haar taxi bij een vervallen huisje waar de ramen zonder uitzondering kapot waren. De tuin was overwoekerd en de deur hing uit zijn voegen. Vanuit zijn taxi had hij alleen maar oog voor haar. Wat moest ze op deze godvergeten plek?
Ze keek om zich heen, deed haar witte regenjas wat strakker om haar lichaam en liep vervolgens haastig naar de smerige bouwval. Met een sleutel liet ze zichzelf binnen. Ze is hier eerder geweest, dacht hij ontdaan. Om de hoek van de straat beval hij zijn taxi te stoppen. Hij betaalde de nog immer verveelde chauffeur ruimschoots om daar op hem te wachten. Een onaangename spanning maakte zich van hem meester toen hij omzichtig naar het vervallen huisje liep.
Voorzichtig schoof hij langs het raam en keek naar binnen. Daar zat ze, geknield met haar hoofd in de schoot van de persoon die in de grote schommelstoel midden in de kamer zat. Ze schokte hevig met haar hoofd waardoor haar blonde lokken wapperden in de wind die er niet was. Kijkend naar haar heerlijke welvingen verging zijn hele wereld en hij wist: Amerika was niet het land van zijn natte dromen. Tranen stroomden over zijn wangen en hij ondernam geen enkele poging om ze te stoppen.
Op dat moment wist hij het zeker: hij hield van haar. Hij miste haar pezige lijf en haar vurige blik. Hij moest terug naar Holland. Hij zou het lieve jong erkennen en als een echte vader voor hem zijn. Hij begreep de zin van het leven in dat ogenblik van totale ontgoogeling. Struikelend vluchtte hij terug naar de taxi die hem terugbracht naar het mooie hotel. Die avond wachtte hij haar op. De pizza smaakte hem niet meer. Hij was toe aan spruitjes.
Met haar rode lippen kwam ze huppelend op hem af. Ze stopte toen ze zijn blik opving.
‘Ik heb je gezien,’ zei hij.
Ze huilde. Grote mooie tranen vol liefde. ‘Ze is mijn moeder. Ik kon niet anders. Ik heb je gebruikt, het spijt me.’
‘Je moet haar onderhouden, is het niet?’ vroeg hij in Engels dat al bijna verstaanbaar te noemen was.
Ze knikte. ‘Mijn vader heeft ons verlaten en ik zorg voor haar en mijn broers en zusjes. Die kunnen naar school met het geld dat ik aan je verdien.’
‘Je moeder hoort thuis in een verzorgingstehuis. Ik herken dementie als ik het zie. Ze wist niet eens wie je was, gaf geen enkele blijk van herkenning. Huilen in haar schoot is lief, maar zelfs je hevige snikken helpen haar niet. Ik geef je wat ik heb en ga terug naar Holland.’
Ze kuste hem, met genegenheid deze keer. Hij had haar kussen niet meer nodig, hij ging naar huis.
Eenmaal in Holland ging hij langs bij een vriend, verkocht hem zijn mooie auto en leende zijn fiets. In een onwennig drafje reed hij naar huis. De penetrante geur van spruitjes vloog hem naar de keel en bracht de tranen naar zijn ogen. Hij stapte naar binnen en kuste haar op haar ingevallen wang. ‘Hier schat, laat je tanden doen. Ik heb de auto verkocht die ik gekocht heb toen je al je goud voor mij hebt verpand. Ik dacht dat ik een rood scheurijzer nodig had om gelukkig te zijn, maar de waarheid is dat ik geen luxe in mijn leven hoef, alleen jou. Jou en mijn rode zegen.’
‘Waren de sigaretten uitverkocht?’
‘Gestopt.’
» minder